De zachte krachten

De zachte krachten
Column door Marco Visser

Het is een harde tijd. Het geweld grijpt om zich heen en grijpt ons aan. Hoe de oorlog in Oekraïne maar uitzichtloos voortduurt, het ongelofelijk wrede geweld in Gaza – je voelt je machteloos, je weet je er geen raad mee… Maar één ding weet ik wel: juist nu. Juist nu de kwetsbare menselijkheid koesteren. Juist nu komt het erop aan om zuinig te zijn op het goede samenleven. Dat op allerlei plekken in de wereld het recht met voeten getreden wordt, kan – móet – voor ons de aanleiding zijn om weer opnieuw na te denken over wat het betekent dat wij op dit stukje aarde in vrede mogen leven. Wij kunnen bijvoorbeeld, om maar eens iets te noemen, gul en gastvrij zijn. Wij kunnen de goede dingen des levens delen. Wij kunnen extra omzien naar wie het zwaar hebben. Dat is ons grote voorrecht – en daarom toch ook onze plicht –: dat wij woorden als ontferming en compassie hoog kunnen houden.

Daarom zit het mij eerlijk gezegd dwars dat de toon in onze samenleving zo hard is. Op straat, online, in de politiek. Ik moet bekennen – als ik even mijn hart mag luchten –, dat ik er buikpijn van heb, dat er een kabinet aankomt, aangevoerd door een radicaal-rechtse partij, die groot geworden is juist door harde taal. Door wij-zij-denken, door denkbeeldige schotten neer te zetten tussen mensen. Ik wil hier nu niet zomaar wat zeuren over de politiek, maar dit is toch een teken aan de wand: kennelijk is dit wat ‘scoort’. De taal van hardheid en afwijzing, is dit nu dé taal?

Op zoek naar iets van troost… moest ik denken aan het gedicht van Henriëtte Roland Holst, dat begint met die onvergetelijke regel: ‘De zachte krachten zullen zeker winnen in ’t eind…’ Ook Sinan Can, die veel tv-programma’s maakte over oorlogsgebieden, die meer hardheid gezien heeft dan menig ander, refereerde eraan in een interview: de zachte krachten. Naïef, zou je kunnen zeggen. Soft en onrealistisch… Maar bedenk dat dit in 1918 het licht zag, tegen de achtergrond van de verschrikkingen van de Grote Oorlog, en je voelt dat deze zinnen tegen-alles-in zijn. Dat er verzet uit spreekt. En dat het wat kóst om dit vol te houden.

Juist nu komt het erop aan, denk ik, dat wij op zoek gaan naar de bronnen van het goede, gezamenlijke menszijn. Dat we plekken opzoeken, waar we zachte taal oefenen. Toekomstliedjes fluiten. De kerk zou zo’n plek kunnen zijn. We hebben net Pinksteren gevierd, dus misschien komt ‘t ons wel aanwaaien. Immers, wat gebeurt er als hemelse geestkracht over mensen vaardig wordt: liefde, vreugde, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, betrouwbaarheid, zachtmoedigheid, zelfbeheersing… Zomaar een rijtje woorden van de apostel Paulus (Galaten 5:22-23). Zou je ook naïef kunnen noemen. En toch, volhouden. En vertrouwen dat het steeds weer gebeuren zal, dat de wind van de liefde steeds weer zal opsteken.

De zachte krachten zullen zeker winnen
in ’t eind -- dit hoor ik als een innig fluistren
in mij: zoo ’t zweeg zou alle licht verduistren
alle warmte zou verstarren van binnen.

De machten die de liefde nog omkluistren
zal zij, allengs voortschrijdend, overwinnen,
dan kan de groote zaligheid beginnen
die w’als onze harten aandachtig luistren

in alle teederheden ruischen hooren
als in kleine schelpen de groote zee.
Liefde is de zin van ’t leven der planeten

en mensche’ en diere’. Er is niets wat kan storen
’t stijgen tot haar. Dit is het zeekre weten:
naar volmaakte Liefde stijgt alles mee.

 
terug