In de wereld voor de wereld
Column door Marco Visser ‘De gemeente van Jezus Christus is er voor de wereld.’ Zo staat het in een priegelig handschrift op een papier dat boven mijn bureau hangt… het is van de Zwitserse theoloog Karl Barth (1886-1968), die wel de Picasso van de theologie genoemd wordt (zonder twijfel de grootste Europese theoloog van de twintigste eeuw). Toen ik ooit als student zijn hoofdwerk kocht, toen nog voor een heel bedrag, de Kirchliche Dogmatik, vond ik dit papier ergens tussen de bladzijden: een klein stukje in klad, op de achterzijde van een getypte brief. Een schets, met allerlei strepen, krassen en toevoegingen tussen de regels en in de kantlijn. Ik kan niet alles ontcijferen, maar ik herken wat het is: een van de paragrafen over de kerk. Na een doorgestreepte alinea – eerste poging kennelijk verworpen –, staat er deze beginzin van het hoofdstuk over de kerk: ‘Die Gemeinde JC [Jesu Christi] ist für die Welt da.’ Met een streepje onder ‘wereld’: daar gaat het om. En zo schrijft hij verder: ‘De gemeente van Jezus Christus is onderdeel van de schepping, ze is in de wereld, ze is zelf wereld. Daar kan ze zich nooit uit terugtrekken. Alles wat ze doet, is op de wereld gericht, is omwille van de mensen. Ze bestaat zogezegd extatisch, excentrisch: ze zet zich voor elk menselijk schepsel in en daar geeft ze zichzelf voor op.’ Naast het feit dat ik het natuurlijk heel leuk vind om zo’n origineel handschrift te hebben – je bent fan of je bent het niet –, vind ik het ook bijzonder dat het nu net dit stuk uit die hele dertiendelige (!) dogmatiek is, dat ik aan de muur heb. Het is iedere keer weer een herinnering voor me: de kerk is er niet voor de kerk. Let op die woordjes extatisch, excentrisch. Dat wil zeggen, de kerk bestaat als een middelpuntvliedende kracht, het gaat altijd naar buiten toe, naar anderen toe. Vaak wordt andersom gedacht: dan gaat het over de aantrekkingskracht van de kerk, dan moeten de mensen naar óns toe komen (en hoe zorgen we daarvoor? maar waarom komen ze niet? en wat is dat toch erg, enzovoort). Karl Barth herinnert mij aan die eerdere, belangrijkere, andere beweging. De mensen moeten niet naar de kerk. Dat mag wel natuurlijk, maar die andersomme beweging, die maakt de kerk tot kerk. En waarom? Niet omdat de gemeente nu zo liefdadig is, maar eenvoudig omdat deze God zo is. Hij bestaat niet voor zichzelf, en de mensen hoeven er ook niet voor hem te zijn. Deze is een Mensengod, een die zichzelf voor de wereld opgeeft. En als een teken, een afspiegeling van die liefde, die zichzelf-weggevende liefde: zo ook deze gemeenschap. Daarom komt het er ook zo op aan. Als dit niet zo was, als de kerk niet zo op deze manier zou bestaan, niet omwille van anderen, als ze op zichzelf gericht was en naar binnen gekeerd, bezig met haar zelfbehoud – dan was het al uit. Dan was ze al opgehouden te bestaan. En dat kan niet, dat is een onmogelijke mogelijkheid. Met dank aan Karl Barth voor de reminder. Alleen… ja, en nu… wat betekent dit nu? Hoe krijgt dit handen en voeten in Rotterdam, in Schiebroek, anno 2023? Dat ligt niet voor het oprapen, dat is geen vanzelfsprekendheid, dat is iedere keer weer te ontdekken, iedere keer weer een gebeuren. Je oor te luisteren leggen: wat zijn de vragen, de woorden, de daden waar het vandaag op aan komt? Om dat gaandeweg te ontdekken, luisterend, lezend in de oude bijbelse bronnen en in gesprek met elkaar, daarvoor moet je… ja, misschien toch… en waarom ook eigenlijk niet... naar de kerk. Welkom. | ||
terug | ||