Roepende stem bevrijdende hand

Roepende stem bevrijdende hand
Column door Marco Visser

Op eerste Paasdag overleed de voormalige priester, dichter-theoloog Huub Oosterhuis. In de kerk van mijn tienerjaren in Biddinghuizen werden veel van zijn liederen gezongen. ‘Mijn’ dominee Geert Hovingh had (en heeft) er veel mee. Ik zong ze graag mee. En denk dat ik toen al wel aanvoelde: hier is iets aan de hand. In deze liederen is iets - anders. Nog niet wetend dat dat andere voor mij later het centrale zou worden.

Jaren later: als studenten aan de predikantsopleiding in Leiden keken we naar de uitvaart van Prins Claus op tv, waarin Huub Oosterhuis de preek hield. Dat was in een fase vol vragen, natuurlijk (die als het goed is, nooit helemaal weggaan): hoe ga ik het doen, welke woorden, wat is taal die het juiste zegt? En daar stond Oosterhuis, in die dienst, op zo’n geladen moment nog wel, en hij waagde het. Om dat andere van de bijbel te verwoorden. Geen zalvende vrome taal, maar hij zei: “Het woord ‘god’ gaat ons in kerkdiensten meestal te makkelijk af – weten we wie we daarmee bedoelen? We zouden kunnen afspreken dat we met ‘god’ bedoelen die Ene die in de joodse bijbel en in de geschriften over Jezus de pleitbezorger is van vluchtelingen, ballingen, van mensen wier rechten geschonden worden; die solidariteit en gerechtigheid wil, liever dan adoratie en mooie liederen.”

Ik was diep onder de indruk, en nog, merk ik, nu ik het moment terughaal. De Bevrijdergod van de bijbel zou wel eens een totaal ander verhaal kunnen zijn dan wat er in kerk en wereld zoal onder ‘God’ verstaan wordt. Had ik intussen gelezen en geleerd ook bij K.H. Miskotte en andere stemmen in de theologie. Maar hoe dan, hoe geef je daar woorden aan? En nog wel spannender ook: durf ik dat aan, ga ik het daarmee wagen: met dat ándere? Oosterhuis stond daar en bleek de woorden te hebben. Onvergetelijk. Zo zijn zijn gedichten en liederen voor mij inspiratiebron geworden. Steeds weer die vraag: God… over wie heb je het?

Woorden en wonderen zijn er genoeg
en goden van goud en beloften
maar niet een god als een hand die bevrijdt
iemand die doet wat hij zegt.

Zo ook in de verhalen over Abraham, die wij deze weken lezen in en rond de diensten: ‘Ga, jij – naar het land dat ik je zal laten zien.’ Dit is het begin, en het blijft de rode draad: vreemde stem die in beweging zet. Die maakt dat je wegtrekt uit alles wat een mens aan het verleden vastbindt, op weg naar een land. Met vallen en opstaan op weg naar een toekomst die goed is voor mensen, geschonden mensen voorop.

‘God’? Dat moeten we nog maar zien. Misschien is wel eerst een exodus nodig uit onze gods-dienst zelf, dat wil zeggen, weg uit alles wat zich in ons en aan ons voordoet als goddelijk, groot, hoog en onvermijdelijk. Maar die stem blijft roepen, of je op wilt staan, om te gaan kijken “of ergens al de wereld daagt, waar mensen waardig leven mogen en elk zijn naam in vrede draagt.”
 
terug