Deze wereld omgekeerd
![]() Door technische omstandigheden is de dienst op 19 januari niet uitgezonden. Hier kunt u de preek door Marco Visser teruglezen. De lezing, 1 Samuël 2, staat onderaan. (De afbeelding komt uit een geïllustreerde Bijbel van William de Brailes, 13e eeuw.) * De kerk is natuurlijk een muf instituut. Hopeloos behoudend. Maar al te vaak – door heel de geschiedenis heen – een plek waar de status quo werd bewaard en bewaakt. Waar de machtsverhoudingen werden bevestigd. Dat moge allemaal zo zijn... Intussen is het toch ook de plek – de kerk samen met de synagoge – waar het lied van Hanna ligt te wachten om gezongen te worden. Met alle liefde en eerbied worden hier toch ook de aloude schriften gekoesterd. Die bundel teksten die op allerlei verschillende manieren juist gaan over de omkering der dingen. Zoals Hanna’s lied klaarligt om het op het juiste moment tevoorschijn te komen, om te gaan klinken uit mensenmonden. Dat vind ik zo ontroerend en zo goed. Je kiest er niet voor! Het wordt je gewoon áángedaan. Nietsvermoedend kom je naar de kerk… misschien was je er niet op bedacht dat je de revolutie zou zingen. Dat gebeurt zomaar ineens, dat wordt je zo in de mond gelegd: deze wereld omgekeerd. De dingen blijven niet zo. De machtigen worden van hun tronen getrokken. Het is uit met alle grootspraak, die praalstoet uit uw mond… De boog van sterken breekt, die struikelen worden omgord met kracht… Dit is niet ons idee: je wordt hier in de ruimte geplaatst van de nieuwe wereld. Het grote visioen wordt ons hier te binnen gebracht. Dat kleine mensen worden opgetild. Dat de slachtoffers recht gedaan wordt. Dat de namen van de tienduizenden vermoorde Gazanen niet worden vergeten, maar genoemd worden. Dat gegijzelden uit de kelders komen en het licht zullen zien… De voeten van zijn gunstgenoten bewaart hij, de boosdoeners verstommen in duisternis… II Het opmerkelijke is dat Hanna boven zichzelf uitzingt. Je zou zeggen: het is een danklied. Zij was in de verdrukking, maar is bevrijd. En dat zingt ze nu uit. Maar het wonderlijke is dat haar eigen situatie bijna niet doorklinkt. Haar eigen verdriet en opluchting… in een enkel regeltje maar. Nee, ze zingt boven zichzelf uit. Het gaat over mensen in de verdrukking – altijd en overal. Zij zingt vóór anderen. En daarmee voel ik mijzelf ook gezien en mee-opgenomen. En vervolgens, op het moment dat ik het zing, dan gaat het dus ook meteen om meer dan alleen maar ik. Als je dit zingt, dan klappen alle deuren en ramen open en is heel de aarde in beeld. Omdat er zoveel mensen zijn, die niet meer zingen kúnnen. Zovelen die verstomd zijn. Als je alleen nog maar kunt zitten, zwijgend starend, met je kind op schoot, van de honger, moeders in Soedan, en waar ook… Jij zingt dit lied voor haar. Het is een lied van verbondenheid, van een diep weten: die ander in de verdrukking, dat ben ik ten diepste zelf. III Maar dan, gaat het verhaal door. Namelijk om het ook concreet maken. Om te voorkomen dat het allemaal mooie, dromerige taal wordt. Nee, wat is er aan de hand? Wat is er werkelijk gaande in onze wereld? Dat wordt verteld aan de hand van die twee, de zonen van Eli de priester. Waarmee we wel even in een vreemde omgeving terechtkomen. In de tempel, met allerlei dieroffers… Dat staat natuurlijk ver van ons af. We moeten even in een vreemde wereld duiken. Het zit zo: Er wordt een offerdier geslacht. En het voorschrift is, dat een deel van het vlees apart gehouden wordt voor de priesters. Die hebben namelijk geen eigen inkomsten, en die moeten ook leven. Een ander deel is om zelf op te eten. En er is een deel om te verbranden, het eigenlijke offer. Om precies te zijn, het beste deel: het stuk met het vet. Wat het meest waardevol is, dat geef je uit handen. Bovendien, vet rookt mooi: de rook die opstijgt naar de hemel symboliseert het gebed. Zie je, zo is het goed. Maar nu komt daar een knecht van de priesters met een vork om ook nog een flinke hap weg te nemen van het vlees dat voor de mensen zelf bedoeld is. En het is nog erger. Er wordt even een kleine scène verteld: we zien een man staan, die een offer aan het brengen is. Doet zijn best, zo zorgvuldig mogelijk. Komt daar ineens weer die knecht: Geef op! En die man: ‘Nee, dit is voor mijn gebed. Het vet moet eerst roken, anders is mijn gebed niet wat het wezen moet…’ Maar de knecht zegt: Je geeft het nu. Of ik neem het met geweld. Die laatste zin moet je even tot je door laten dringen. Het is maar een kleine scène. Maar ongelofelijk pijnlijk en aangrijpend. Onze wereld in het klein. Nogmaals, die hele offerrituelen staan ver van ons af. Maar waar het om gaat, dat voel je: nemen, nemen, nemen. Dat de een van de ander afneemt wat van hem is. Dat de een leeft ten koste van de ander. Dat de een zijn macht inzet, zijn machtspositie misbruikt, om de ander eronder te houden. We zien dit nu zo gebeuren, op het grote wereldtoneel, in de politiek: klein groepje hyperrijken, die de macht naar zich toe halen, om nog rijker te worden. Je geeft het nu. Of ik neem het met geweld. Dat is in één pijnlijke zin onze wereld. Waar het nemen het wint van het geven en de sterke het wint van de zwakke. IV Is er een alternatief? … Het alternatief is Samuël. Samuël was in dienst bij JHWH… Zo horen we een aantal keren zomaar tussendoor. Samuël is er ook nog! Hier op dit moment in het verhaal is hij 4, 5, 6 jaar oud, zoiets. Een kind, dat rondhuppelt in die grotemensenwereld van ons. Midden in de hardheid van onze wereld is er ineens dat jochie. Hij doet hier nog niets, hij is er alleen maar. Huppeldehuppel. Maar dat hij er is, maakt toch al alles anders. Hij is anders. Hij staat voor een andere, nieuwe manier. Het enige wat er over hem gezegd wordt, is dat hij daar rondloopt – omgord met een linnen schort. Een detail, één zinnetje. Maar dit ene zinnetje zegt eigenlijk alles. Want het linnen schort is de kleding van het slaafje, het knechtje. Hij is daar om de klussen te doen die de anderen niet willen doen. En dat is precies waar Samuël voor staat: dienen. Midden in die samenleving van nemen en heersen – staat Samuël voor: dienen. Er zijn voor anderen. Dat linnen schort komt nog een keer terug. Als Jezus met zijn vrienden aan tafel gaat, aan de vooravond van zijn lijden en sterven, dan staat hij op, doet zijn bovenkleed uit, en omgordt zich… met een linnen schort. En dan knielt hij neer bij zijn vrienden, een voor een, en wast hun voeten. Het slavenwerk. Hij is in ons midden als een die dient. En zet ons op een weg, om dit te gaan leren. ** 1 Samuël 2: 1-21 1 Weer bad Hanna, ze zei: Verrukt is mijn hart om JHWH, verheven mijn hoorn door JHWH, wijd open mijn mond tegen hen die mij benauwen, want verheugd ben ik om uw bevrijding. 2 Geen is er heilig zoals JHWH: geen is er buiten u, geen is er een rots als onze God. 3 Spreek toch niet te veel van hoog en hoger, die praalstoet uit uw mond… Want een God die ként is JHWH, hij is het die het handelen weegt. 4 De boog van sterken breekt – die struikelen worden omgord met kracht. 5 Die verzadigd waren, verhuren zich voor brood – die hongerig waren, zijn het niet meer. Dan baart de onvruchtbare zevenvoud – die veel zonen heeft, verwelkt. 6 JHWH doet sterven en doet leven, doet naar het dodenrijk afdalen en doet opgaan. 7 JHWH onteigent en maakt rijk, vernedert en verheft ook; 8 doet de geringe opstaan uit het stof, uit het slijk verheft hij de behoeftige om die te doen zitten bij de edelen: de zetel van eer deelt hij hun toe. Want aan JHWH behoren de grondvesten der aarde, daarop heeft hij de wereld gezet. 9 De voeten van zijn gunstgenoten bewaart hij – de boosdoeners verstommen in duisternis. Niet door eigenmacht word je een sterk man. 10 JHWH: verbroken worden wie met hem twisten, op hen laat hij het donderen in de hemel. JHWH: hij richt de einden der aarde, hij geeft sterkte aan zijn koning en verheft de hoorn van zijn gezalfde. 11 Elkana ging naar Rama, naar zijn huis, Maar de jongen was in dienst van JHWH voor het aangezicht van Eli, de priester. 12 De zonen van Eli waren Zonen-van-Niks: zij erkenden JHWH niet. 13 Het gewoonterecht van de priesters voor het volk was aldus: altijd als een man een slachtoffer gebracht had, kwam er een jongen van de priester, bij het koken van het vlees, met de drietandige vork in zijn hand; 14 hij stak die dan in de ketel, of in de pan, of in de pot, of in het vat, en alles wat de vork omhooghaalde, nam de priester voor zichzelf. Zo deden ze aan heel Israël, aan allen die daar in Silo kwamen. 15 Maar het was zelfs zo: voordat men het vet liet roken, kwam de jongen van de priester om tegen de man die aan het offeren was te zeggen: Geef op, vlees om te braden voor de priester; hij wil geen gekookt vlees van je nemen, maar rauw. 16 Als die man dan tegen hem zei: Het vet moet toch eerst roken, het moet roken, neem daarna voor jezelf wat je hart begeert – dan zei hij: Nee, je geeft het nu, zo niet, dan neem ik het met geweld. 17 De zonde van de jongens was zeer groot voor JHWH, Ja, de mannen verachtten de geschenkoffers van JHWH. 18 Samuël was in dienst voor het aangezicht van JHWH: een jongen, omgord met een linnen schort. 19 Zijn moeder maakte een kleine mantel voor hem; die bracht ze bij hem als ze opging, van feestdag tot feestdag, met haar man, om het offer van die feestdag te brengen. 20 Eli zegende Elkana en zijn vrouw, hij zei: JHWH verlene u nazaten uit deze vrouw na deze gewenste, die aan JHWH werd afgestaan. Toen gingen ze naar zijn woonplaats terug. 21 Ja, JHWH zag naar Hanna om: ze werd zwanger en baarde drie zonen en twee dochters. De jongen Samuël werd groot bij JHWH. | ||
terug | ||