Door de ogen van Hagar
Column door Marco Visser De bijbel vertelt het perspectief van de verliezer. Altijd wordt er gekeken door de ogen van de mens die klem zit. De arme, de tot slaaf gemaakte. Het oerverhaal van de bijbel is de Exodus, de bevrijding van Israël uit de benauwdheid van Egypte. Dat zegt alles. Tegelijk is het geen zwart-wit-verhaal. Wie is wie? Dat kan ook zomaar gaan schuiven. Wij lazen de afgelopen zondagen de verhalen over Sarai en Abram, en gaan daar na de zomer ook weer mee verder: nomaden zijn ze, onderweg naar het veelbelovende land. Zij zijn de hoofdpersonen, als lezer-luisteraar ga je met hen mee en identificeer je je met hen. Maar dan staat ineens hun slavin op het toneel, Hagar. En zo wordt het verteld: ze wordt gebruikt, ze heeft geen stem, ze wordt gekleineerd. Door Sarai en Abram nota bene. Hagar is ironisch genoeg – een Egyptische. Met andere woorden, het is geen helder wij-zij-plaatje. ‘Egypte’ staat in de bijbel voor de verdrukkende macht, maar de rollen kunnen zomaar wisselen. Hagar vlucht de woestijn in. En de verteller vertelt haar verhaal. Vertelt hoe zij bij een bron komt. Vertelt hoe een engel haar opzoekt: Wie ben je, waar kom je vandaan, waar ga je heen? De verteller staat aan haar kant. En ik? Dat zet me aan het denken. Confronterend is het: zie ik haar goed genoeg? Heb ik voldoende oog voor de mensen aan de onderkant? Ik met mijn bevoorrechte leven. Toevallig hier geboren, dus met een enorm prettig Nederlands paspoort. Waar ik allerlei rechten aan ontleen, waar ik niets voor heb hoeven doen. Allerlei toevallige omstandigheden zetten mij met 6-0 vóór in het leven. Zie ik wel de Hagars van deze wereld? De buitenstaanders, de uitgeslotenen? Het doet me denken aan die bijzondere avond over ons slavernijverleden. Een mooie avond was het op 9 juni, met Peggy Bouva. Wat een belangrijk en nodig gesprek over hoe de slavernij uit de 18e en 19e eeuw nog steeds gevolgen heeft in onze huidige samenleving. Je kunt ook nog verder dóórvragen: hoe staat het intussen met ons slavernijhéden? De jongens die in busjes rondrijden om onze pakketten te bezorgen, de vrouwen en kinderen in de kledingfabrieken aan de andere kant van de wereld... zij zijn het die nu onze slavenarbeid doen. Het is allemaal onzichtbaar, maar het is er. Het verhaal van Hagar, Sarai en Abram dwingt ons om juist hén te zien. De mensen in de woestijn. De mensen die maar zo bar weinig hebben, ook heel dichtbij in onze eigen wijk. Dat wij nu door hun ogen kijken, in hun schoenen gaan staan. Dat we hun perspectief aandurven, het perspectief van Hagar, de verliezer, de mens in de verdrukking. Als we dat oefenen – er moet nota bene een engel aan te pas komen om het ons te leren –, het zou wel eens kunnen dat we er allemaal meer mens van worden. | ||
terug | ||